Submarine
‘Submarine’ is een ontroerende coming-of-age-film. Of op zijn Nederlands: een puberfilm of een film over de naderende volwassenheid. Een film over de tijd dat je zoekt naar wat je nog moet worden of werd wat je bent. Misschien herinnert u zich de Amerikaanse film ‘Juno’ nog, die we in 2008 vertoonden. Zo’n film, maar dan anders.
‘Juno’ was Amerikaans; ‘Submarine’ is Engels. Dat zegt een aantal van u al veel. Eerstgenoemde was een sprankelende komedie. De debuutfilm van Richard Ayoade is ontroerend en origineel. Met heerlijk onderkoelde, Britse, humor. Meer realistisch ook, waardoor de kijker gemakkelijker wordt meegenomen in de gedachtenspinsels, beweegredenen en daden van de hoofdpersoon.
De hoofdpersoon is Oliver Tate. Een vroegwijs, onzeker en twijfelend, vijftienjarig buitenbeentje. Op zoek naar een houding, naar zichzelf en naar liefde. Daarnaast doet hij pogingen de enigszins tanende liefde tussen zijn ouders een duwtje in de goede richting te geven. Die ouders vormen overigens een zeer bijzonder, maar weinig opwindend stel. Tenminste in de ogen van Oliver.
De droogkomische verteller in de film is Oliver Tate zelf. Die zorgt voor dynamiek en humor in de film. Maar is volstrekt onbetrouwbaar in de weergave van hetgeen gebeurt. Door die verteller dwalen we rond in het brein van Oliver. We worden deelgenoot van zijn gedachten en aanschouwen de ietwat afwijkende werkelijkheid. Als de altijd in houtjetouwtje-jas rondlopende jongen fantaseert dat hij dood is, ziet hij journaalbeelden voor zich van een rouwspektakel met ontdane medescholieren, die snikkend zeggen hoe geweldig en fantastisch hij was. Zoals elke tiener hoopt – of denkt – hij dat hij het middelpunt van de wereld is. Daar heeft ook de schrijver van dit stukje nog wel eens last van.